Vrijetijdsparticipatie bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond

1 Verminderde vrijetijdsparticipatie bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond door diverse deelnamedrempels

In Vlaanderen is er een groot bevolkingsaandeel dat participeert aan georganiseerde vrijetijdsbesteding. 8 op 10 Vlamingen kennen cultuurparticipatie en 7 op 10 sporten in hun vrije tijd (Statistiek Vlaanderen, 2019a, 2019b). Deze participatie geldt echter niet voor iedereen. Gezinnen die een risico lopen op armoede of sociale uitsluiting participeren minder aan culturele en sportactiviteiten (Coussée, 2006; Huyge, Dehertogh, Mortelmans, Van Assche, & Maelstaf, 2009). De algemene sportparticipatie van kansengroepen bedraagt 38,8% (Jacobs & Driessens, z.d.). Bovendien is de deelname aan vrijetijdsbesteding bij kinderen in armoede twee keer zo laag dan bij kinderen die niet verkeren in een armoedesituatie (De Cremer et al., 2019).

Een grote groep van gezinnen met een verhoogd armoederisico bestaat uit diegene met een migratieachtergrond. In 2018 leefde 46,3% van de Belgische bevolking met een niet- Europese afkomst onder de armoedegrens (Belgisch Netwerk Armoedebestrijding, 2018). Bijkomend is er een verminderde vrijetijdsparticipatie, specifiek bij gezinnen met een migratieachtergrond (Elchardus & Smits, 2012; Pissens, Siongers, Lievens, Brandt, & Derluyn, 2019). Er is sprake van een participatiekloof die tot stand komt door drempels die lagere sociale klassen ervaren en die maken dat het voor hen moeilijker is om toegang te krijgen tot vrijetijdsbesteding  (Jacobs & Driessens, z.d.). Die drempels hebben betrekking op diverse levensdomeinen en zijn met elkaar verweven (De Cremer et al., 2019; Geldof & Driessens, 2009; Michiels, 2019; Van Wolputte, 2019):

De sociale drempel heeft betrekking op verwachtingen ten aanzien van vrijetijdsverenigingen in combinatie met de leefwereld en waarden van gezinnen in armoede met een migratieachtergrond. Die waarden en leefwereld kunnen erg verschillend zijn in vergelijking met de gemiddelde deelnemers van het vrijetijdsaanbod en de organisatie van het aanbod door de verenigingen (Elchardus & Smits, 2012; Geldof & Driessens, 2009; Leye, 2009; Pissens et al., 2019; Sannen, 2003; Schrooten et al., 2019).

De psycho-emotionele drempel verwijst naar de minderwaardigheidsgevoelens, statusverlegenheid en machteloosheid die gezinnen met armoede ervaren omtrent deelname aan vrijetijdsactiviteiten in georganiseerd verband (Geldof & Driessens, 2009; Gevaert, 2018; Sanders, 2014; Sannen, 2003). Hieronder valt ook een verlegenheid en/of angst naar het onbekende en angst om (opnieuw) te falen.

De informatiedrempels houden verband met het niet of verkeerd geïnformeerd zijn over het bestaande vrijetijdsaanbod. Dit heeft betrekking op het verkrijgen van de informatie en het verwerken ervan. Het kan gaan over het bestaan van het aanbod alsook informatie over diverse activiteiten en taalbarrières die gezinnen met een migratieachtergrond kunnen ervaren (De Cremer et al., 2019; Sannen, 2003).

De financiële drempel verwijst naar het tekort aan financiële middelen om deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten. Het heeft betrekking op de kostprijs van het aanbod alsook verdoken kosten die hierbij komen kijken zoals vervoerskosten, het kopen van een sportuitrusting, drankjes bij de cafetaria etc. (Coussée, 2006; De Cremer et al., 2019; Huyge et al., 2009; Leye, 2009; Sannen, 2003).

De mobiliteitsdrempel bestaat uit diverse aspecten. De mobiliteit bij gezinnen in armoede is vaak beperkter wat hen kan verhinderen om zich te verplaatsen naar vrijetijdsactiviteiten (Geldof & Driessens, 2009; Sannen, 2003). Enerzijds beschikt men niet over vervoersmiddelen door de kostprijs. Anderzijds beschikt men niet over de informatie inzake het gebruik van vervoersmiddelen en/of de vaardigheden om deze te gebruiken (De Cremer et al., 2019; Martens, 2004; van Dooren, 2016).  Bijkomend kunnen de afstand en de tijd die men moet spenderen om zich te verplaatsen naar het aanbod een drempel vormen. De veiligheid, bereikbaarheid en zichtbaarheid van de locatie spelen ook een rol (Geldof & Driessens, 2009). Bovendien gaat een leven in armoede gepaard met stress en onverwachte gebeurtenissen wat ervoor kan zorgen dat men niet op het aanbod geraakt (De Cremer et al., 2019; Elchardus & Smits, 2012; Flamm & Kaufmann, 2006).

2 Vrijetijdsbesteding in verenigingen doorbreekt de spiraal van armoede en migratie

Vrijetijdsbesteding in verenigingsverband kan voordelig zijn voor gezinnen in armoede met een migratieachtergrond die regelmatig te kampen hebben met psycho-emotionele problemen, een verminderd sociaal netwerk en stressoren uit de omgeving. Vrije tijd biedt hen een context waar men in contact komt met anderen, het sociaal netwerk wordt vergroot en sociaal en emotioneel welzijn wordt verbeterd etc. (De Visscher, 2019; Guiaux, 2011; Leye, 2009; Nols, 2018; Pissens et al., 2019). Bijkomend bieden vrijetijdsactiviteiten een context waar gezinnen in contact komen met diverse waarden en normen en de mogelijkheid hebben om Nederlands te ontwikkelen (Elchardus & Smits, 2012; Nols, 2018; Pissens et al., 2019).

3 Onderzoeksopzet

De diverse drempels die gezinnen in armoede met een migratieachtergrond ervaren zorgen voor sociale uitsluiting. Daar waar deze drempels hen uitsluiten tot deelname en hen verhinderen om te profiteren van de diverse voordelen die vrijetijdsbesteding in verenigingen met zich meebrengen, is het van belang om die drempels tegen te gaan en/of te verlagen. Hiervoor werd dit onderzoek opgestart.

In dit onderzoek ligt de focus op de mobiliteitsdrempels die gezinnen in armoede met een migratieachtergrond ervaren om kinderen al dan niet te laten participeren aan georganiseerde vrijetijdsbesteding. De mobiliteitsdrempel is eerder een zichtbare drempel en wordt via dit onderzoek in kaart gebracht. Andere drempels worden hierbij ook kort betrokken doordat ze sterk met elkaar verweven zijn. Het doel is om uit die kennis aanbevelingen te formuleren voor diverse vrijetijdsorganisaties en het (lokale) beleid. Met deze aanbevelingen kan men dan eventueel aan de slag om via ruimtelijke en structurele aanpassingen vrijetijdsparticipatie voor gezinnen in armoede met een migratieachtergrond te verhogen.

De centrale onderzoeksvraag luidt: Hoe worden mobiliteitsdrempels voor deelname aan vrijetijdsbesteding van kinderen (3-12 jaar) ervaren bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond, buiten de Europese Unie, en wonend in de wijken Stuivenberg, Dam en Amandus- Atheneum?

Het onderzoek kwam tot stand aan de hand van diepte-interviews bij gezinnen in armoede wonend in de wijken Dam, Stuivenberg en Amandus-Atheneum. Hierbij werden zes kinderen (6-12 jaar) en vijf ouders (met kinderen van 3-12 jaar) betrokken. Hier werd gevraagd achter hun ervaringen rond vrijetijdsbesteding in verenigingsverband en op welke drempels men al dan niet stoot. Belangrijk om te vermelden is dat de ouders en/of kinderen reeds betrokken zijn bij verschillende vrijetijdsverenigingen.  Bijkomend werden er interviews afgenomen met vier medewerkers van Antwerpse verenigingen die trachtten laagdrempelig te werken.

4 Discussie van de onderzoeksresultaten

Uit de onderzoeksresultaten komt naar voor dat de diverse drempels sterk met elkaar verweven zijn en dat ze vaak invloed uitoefenen op elkaar. Dit werd ook in de literatuur aangehaald (De Cremer et al., 2019; Sannen, 2003). Zo zijn verschillende socio-culturele drempels verbonden met veiligheidsgevoelens, onrust etc. die dan weer betrekking hebben op de psycho-emotionele drempel.

Met betrekking tot de mobiliteitsdrempel blijkt dat de verschillende betrokken respondenten hier diverse drempels ervaren. Voor de ene respondent is een bepaald aspect al meer een drempel dan voor de andere. Er is echter geen duidelijk beeld van de ervaringen bij de kinderen doordat de antwoorden hier vaak kort waren. Het is daarom ook moeilijk om bij de kinderen algemene conclusies te trekken.

Vanuit de ervaringen van de ouders werden de verschillende drempels in mobiliteit duidelijk. Voornamelijk langere afstanden met openbaar vervoer blijken een drempel te zijn. Activiteiten in de buurt van de woonplaats en korte afstanden kunnen die drempel verlagen.

“Ik verkies wel in de buurt. Als dat verder is doe ik dat wel maar ja verder nee liefst niet…Ik blijf echt graag in de buurt […] Ja ik ken de buurt en ben hier opgegroeid dus als dat in de buurt is, is dat voor mij makkelijk te vinden […] Als het niet in de buurt is houdt mij dat niet per se tegen maar ik heb daar wel een voorkeur voor […] Dat is gewoon gemak” (Myrthe – 4 kinderen).

Dit bevestigt dat gezinnen een zekere psychologische drempel ervaren omtrent afstand en tijd in verplaatsingen (De Cremer et al., 2019). Een bekende buurt geeft bovendien een veiligheidsgevoel. Een tekort aan veiligheid kan ook een drempel vormen wanneer activiteiten ’s avonds plaatsvinden of wanneer de locatie en weg verkeersonveilig zijn. De leesbaarheid van de ruimte speelt hierbij een rol (Geldof & Driessens, 2009).

“Wij zitten wel aan een drukke baan en dat kan wel een drempel zijn denk ik […] Ja ook activiteiten ’s avonds is geen goed idee want als 8-jarigen ’s avonds alleen de bus moeten nemen ja ouders vinden dat vaak ook niet fijn […] Ja het is in Antwerpen misschien ook niet altijd even fietsveilig. Dat kan misschien ook wel meespelen dat ouders het toch niet zo verstandig vinden dat kinderen met de fiets naar de werking komen” (Medewerker Kras Dam).

Verschillende ouders geven aan dat ze soms moeilijkheden hebben met het zoeken van de weg, maar dat dit door begeleidingen vanuit het aanbod en gebruik van apps makkelijker loopt. Dit weerlegt dat men niet de vaardigheid heeft om vervoersmiddelen te gebruiken en/of de weg te vinden (Canters et al., 2015).

“Ja ik kom gewoon altijd naar hier om te vragen voor een adres en waar het is en die helpen wel dan voor te zeggen waar het is. Ik kan ze ook gewoon via gsm bericht of zo sturen als ik het niet weet. En als ik zelf kan doen ik kan ook via gsm zelf zoeken en dan vertrek ik ook maar dat is wel meestal met voet of fiets dan” (Asma – 2 kinderen).

Bijkomend is dit verbonden met de informatiedrempel (Sannen, 2003). Men geeft echter aan dat er geen moeilijkheden zijn in het interpreteren van apps en/of wegaanwijzingen. Bovendien kunnen verplaatsingen samen met andere gezinnen helpen om de weg te vinden.

“Als ik neem de trein het is niet alleen maar met iemand bij. Ik neem niet veel de trein dus het is makkelijk als iemand anders erbij is die het wel kent” (Fatma – 1 kind).

Vervolgens blijken planning en regelmaat van activiteiten van belang om op de activiteiten te geraken, omdat dit rust biedt in het hoofd van de ouders. Dit kan betrekking hebben op een verminderde mentale ruimte voor vrijetijdsbesteding die men kan ervaren door het leven in armoede (De Cremer et al., 2019).

“Bij veel gezinnen is de prioriteit niet vrije tijd, hoewel ze dat wel belangrijk vinden hé… Ja er zijn gezinnen in een overlevingsfase […] Kwetsbare kinderen hebben geen ouders die zeggen van moet je niet gaan vertrekken hé. Dat ontbreekt want die zijn met andere dingen bezig en hun hoofd staat daar niet naar. Dat is normaal als je in die situatie zit hé […] Het feit dat ouders in een overlevingssituatie zitten en dat er dan geen mentale ruimte is om de aandacht te hebben voor de vrijetijdsbesteding dat is misschien een drempel eerder” (Medewerker)

Wanneer er regelmaat is in de activiteiten en deze kan plannen, is het voor de ouders makkelijker om dit te onthouden en geraakt men bijna altijd op activiteiten.

“Want ik plan altijd activiteiten en ik schrijf de kinderen dan ook in […] Maar als ik mij inschrijf gebeurt dat zeer weinig dat ik niet kom. Ik plan heel mijn leven daarrond” (Anna – 4 kinderen).

Over het algemeen zijn er verschillende aspecten die meespelen in de mobiliteitsdrempel. De betrokken ouders en kinderen geven aan dat ze op die verschillende aspecten stootten maar dat deze te overwinnen zijn doordat men beroep kan doen op andere ouders, begeleidingen vanuit het aanbod, en men overweg kan met het openbaar vervoersnetwerk en diverse apps.

Andere drempels, en dan voornamelijk de sociale en financiële drempel, spelen een grotere rol. Zo blijkt een socio-culturele mix voor sommige ouders een must om deel te nemen aan activiteiten, omdat men zich hier anders niet thuis en/of veilig voelt.

Maar in zo’n verenigingen van sport of zo zijn dat vaak echt Belgische mensen of zo en dan voel je je al snel uitgesloten […] Ik denk ook als je u dan meer op u gemak kan voelen als er mensen zijn die zowat hetzelfde zijn als u […] Maar nu bijvoorbeeld is het Ramadan en als je als enige naar een activiteit gaat als Moslim en je zou ‘s middags samen gaan eten of zo […] Als je de enige bent… Ik voel me niet thuis als die mix er niet is […] dat is het gevoel of zo dat je hebt dat je bekeken wordt denk ik… (Farah – 4 kinderen).

De differentiële positie tussen de betrokken gezinnen en deelnemers uit autochtone gezinnen kan zo een drempel vormen, en dit bevestigt wat de literatuur hierover vermeldde (De Cremer et al., 2019; Nols, 2018; Schrooten et al., 2019).

Ouders ondervinden voornamelijk een drempel op financieel niveau, daar waar er eerst wordt gekeken naar de kostprijs van activiteiten voordat men rekening houdt met de andere drempels. Hierin is een verband te zien met het onderzoek van (Coussée, 2006) waarbij 1 op de 4 betrokken Genks jongeren aangaf dat het financiële aspect van vrijetijdsbesteding één van de redenen was voor niet participatie.

“Dat is voor mij wel belangrijk dat het is niet duur. Ik moet eerst kijken of het kan voor mijn portemonnee […] Met Elegast het is niet duur maar als ik alleen ga is het wel vaak dat het te duur is. Ik vind ook ja de prijs ik kijk dat eerst en dan kijk ik verder” (Asma – 2 kinderen).

Via dit onderzoek wordt duidelijk dat de financiële en sociale drempel meer voorop staan bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond. Toch ondervindt men ook drempels op niveau van mobiliteit, maar de meeste zijn hier te overwinnen door hulpmiddelen vanuit diverse hoeken. Het is echter van belang om aan te duiden dat de drempels met elkaar verweven zijn en invloed uitoefenen op elkaar.

5 Aanbevelingen voor vrijetijdsorganisatie en het (lokaal) beleid

Er zijn verschillende aanbevelingen naar vrijetijdsorganisaties en beleid. Het verlagen van die drempels kan ervoor zorgen dat de toeleiding van gezinnen in armoede met een migratieachtergrond beter kan verlopen en dat vrijetijdsparticipatie vergroot wordt. De volgende aanbevelingen hebben betrekking op de drempel in mobiliteit maar er wordt ook kort stilgestaan bij de andere drempels die voornamelijk bij de ouders aanwezig waren.

5.1 Vrijetijdsorganisaties

Het is belangrijk dat verschillende verenigingen zich eerst bewust zijn van drempels die aanwezig zijn bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond. Wanneer men zich wil inzetten op de participatie van specifieke doelgroepen of drempelverlagend wil werken, is het en stap in de goede richting om hieraan aandacht te besteden in de visie en missie van de organisatie. Sociale vrijetijdspraktijken nemen dit regelmatig al op. Toch is het ook van belang dat het reguliere vrijetijdsaanbod zich bewust wordt van de verschillende drempels.

5.1.1 Betrekken van ouders en inzetten op individuele noden en een sociale mix

Het is van belang dat ouders en de context van het kind betrokken worden in het ontwikkelen van het aanbod. Zoals eerder vermeld kan ouderbetrokkenheid bij gezinnen in armoede met migratieachtergrond beperkt zijn (De Cremer et al., 2019). Vaak is dit te wijten aan het feit dat er een kloof is tussen ouders en de club of vereniging. Het is ook noodzakelijk dat er wordt gekeken naar de culturele waarden van het kind en gezin. De verschillende verenigingen dienen hierin tegemoetkomen, in te spelen op de context van de kinderen en regelmatig in gesprek te gaan met de ouders. Vaak is er vanuit de kant van de ouders in kwetsbare gezinnen een angst aanwezig. Het is daarom van belang dat verenigingen hiertoe de eerste stap zetten. De context van de kinderen spelen vaak ook een grote rol in (non)participatie.  Daardoor is het van belang om de context en noden van de kinderen te betrekken en te bekijken wat mogelijkheden zijn om daarin tegemoet te komen. Dit kan eventueel door samenwerkingen met (gespecialiseerde) hulpverleningsorganisaties. Bijkomend is het van belang dat gezinnen de activiteiten kunnen plannen en dat er regelmaat en structuur is in de activiteiten.

“Ja ik denk dat wel gewoon voor de structuur. Dan kan men de week van tevoren al zeggen… […] Dat is ook vaak als we last minute communiceren om de les te verzetten of zo dat dat voor velen toch moeilijk is om te komen” (Medewerker).

De betrokken ouders gaven aan dat het betrekken van andere gekende personen, drempelverlagend werkt, bijvoorbeeld bij verplaatsingen, in communicatie over activiteiten, bij bekendmaking van het aanbod, voor veiligheid op activiteiten, praktische regelingen etc.

“Ik praat met anderen wel eens over activiteiten en zo… Er was een andere mama aan de school en ik merkte wel dat voor haar die opstap naar het loket vrij hoog was. Bij mij was dat ook in het begin omdat je niemand kent hé. Ik heb haar aangesproken en dan was er de afspraak gemaakt om af te spreken om samen naar de activiteit gaan” (Anna – 4 kinderen, over de sociaal-culturele drempel).

“Ik ben hier al wel langer en ik ken die mensen van vroeger en zo ben ik hier terecht gekomen. Ik had gehoord van de buren dat je naar hier kon als je had problemen met de papieren of zo. Ik ben voor die dingen naar hier gekomen en dan heb ik hier ook Nederlandse les gevolg hier. Ja en sindsdien kom ik ook voor activiteiten naar hier” (Asma – 2 kinderen, over de informatiedrempel).

Verenigingen kunnen hierop inzetten door gezinnen in contact te brengen met elkaar of bij nieuwe leden te kijken of men iemand kent waarmee men samen naar het aanbod kan komen. Buddies of rolmodellen kunnen hieraan voldoen. De socio-culturele drempels die gezinnen in armoede met een migratieachtergrond ervaren kunnen zo verlaagd worden. Bijkomend is het van belang dat men in het aanbod inzet op een sociale mix om verschillende bevolkingsgroepen zich op hun gemak te laten voelen tijdens activiteiten.

5.1.2 Inzetten op verlagen van lidgeld en aanpakken verdoken kosten

Een andere drempel die bij de respondenten een grote rol speelt was het financiële aspect. Het is voor verenigingen van belang dat er rekening wordt gehouden met de materiële deprivatie bij kwetsbare gezinnen. Dit kan gedaan worden door verschillende kosten te verlagen. Het is van belang dat verenigingen inzetten op een lager lidgeld maar ook kijken naar verdoken kosten die aanwezig participatie kunnen belemmeren. Dit kan men bijvoorbeeld doen door drankjes te voorzien, sportuitrustingen goedkoper aan te bieden etc.

5.1.3 Inzetten op gezamenlijke verplaatsingen, een buurtgerichte werking, veiligheid en zichtbaarheid van de locatie

Het geraken op het aanbod blijkt minder een drempel te zijn. Toch kunnen verenigingen hierin tegemoetkomen moesten er gezinnen zijn die hierbij problemen ondervinden. Bijvoorbeeld wanneer gezinnen de weg niet vinden, kan men op een centraal en bekend punt afspreken, om zich dan samen naar de locatie van het aanbod te verplaatsen. Dit is voornamelijk van belang wanneer er externe activiteiten plaatsvinden. Een onbekende buurt of locatie kan bij gezinnen voor meer onrust. Bijkomend kan samen verplaatsen zorgen voor meer veiligheid. Veiligheid was namelijk een drempel die de gezinnen kan tegenhouden om zich te verplaatsen naar het aanbod.

“De speeltuin in Ekeren vind ik persoonlijk een moeilijke… Dat is heel gevaarlijk om met kinderen te doen. […] Voor het openbaar vervoer vind ik dat heel gevaarlijk. Je moet dan wachten aan superdrukke baan en dat is levensgevaarlijk en ik weet als mensen daar naartoe komen dat ze vaak de auto nemen maar ik zou het dan al laten om er naartoe te gaan” (Anna – 4 kinderen).

Men kan hierop inzetten door de (verkeers)onveiligheid te signaleren naar het (lokaal) beleid en samen met hen te bekijken of het mogelijk is om bijvoorbeeld een zebrapad aan te leggen bij de locatie.

Het is voornamelijk drempelverlagend wanneer het aanbod plaatsvindt in de buurt van de betrokken deelnemers en wanneer de afstand tot het thuisadres zo klein mogelijk is zodat de gezinnen en/of kinderen zich met de fiets of te voet kunnen verplaatsen.

“Ja ik blijf wel veel in de buurt. Dat is ook het gemakkelijkste en ik ken hier alles ook. Je bent snel overal en je weet dingen zijn en kent de mensen en zo dus” (Asma – 2 kinderen).

Het is daarom van belang dat men buurtgericht werkt en het aanbod aanpast aan de buurtbewoners. Wanneer er toch kinderen betrokken zijn uit een andere buurt, kan men kijken naar de mogelijkheden om zich onder begeleiding vanuit het aanbod samen te verplaatsen naar het aanbod op een andere locatie.

Soms ervaren de gezinnen drempels in de bereikbaarheid en zichtbaarheid van de locatie.

“Ja soms is het niet duidelijk en ook kan het een groot gebouw zijn maar dan weet ik niet het adres precies. Ja als het niet op het gebouw hangt of zo van de naam dan is het veel moeilijker en ik weet ook niet de ingang en zo… Ja dat is soms heel onduidelijk” (Asma – 2 kinderen).

Duidelijke communicatie via diverse kanalen en het beschikbaar zijn voor vragen vanuit de ouders is van belang. Bijkomend kan men de locatie meer zichtbaar maken door banners, stickers etc. te plaatsen. Wanneer een locatie niet bereikbaar is omwille van tekort aan openbaar vervoer of fietspaden kan men verzamelen op een plek om zich samen te verplaatsen naar het aanbod of in gesprek gaan met het lokale beleid om te bekijken wat mogelijkheden zijn om ruimtelijke aanpassingen uit te voeren.

5.2        Beleidsniveau

Het lokale beleid kan ook een belangrijke rol opnemen in de ondersteuning van vrijetijdsorganisaties. Het verlagen van drempels is niet eenvoudig of vanzelfsprekend en vraagt vaak veel energie en tijd. Voornamelijk het aanbod dat met vrijwilligers werkt, ervaart hiermee regelmatig problemen. Men dient regelmatig terug te vallen op de hulp en bereidheid van de ouders en beschikt over minder middelen dan bijvoorbeeld sociale vrijetijdsverenigingen die overheidsmiddelen ontvangen. Met extra subsidies kunnen verenigingen bijvoorbeeld iemand in dienst nemen die focust op het betrekken van kwetsbaardere gezinnen. Bijkomend zijn er middelen nodig om drempels te verlagen in bijvoorbeeld vervoer. Met meer middelen kan bijvoorbeeld een busje aangeschaft worden waarmee de ploeg naar wedstrijden vervoerd kan worden, zodat kwetsbare kinderen aan uitwedstrijden kunnen participeren.

Bovendien is het van belang dat men in gesprek gaat met lokale verenigingen, luistert naar de noden en samen kijkt naar diverse oplossingen. Door in dialoog te gaan kan er gekeken worden naar verschillende mogelijkheden om de drempels te kunnen verlagen op structureel en/of ruimtelijk niveau. Dergelijke praktijken en samenwerkingen tussen het lokale beleid en vrijetijdsverenigingen blijven in de toekomst nodig om vrijetijdsparticipatie voor kwetsbare groepen te vergroten en drempels te verlagen.

Er is een verminderde vrijetijdsparticipatie bij gezinnen in armoede met een migratieachtergrond door diverse drempels op diverse levensdomeinen. Dergelijke drempels zorgen voor een sociale uitsluiting. Vrijetijdsbesteding in verenigingen doorbreekt echter de spiraal van armoede en migratie en heeft vele voordelen voor sociaal en psycho-emotioneel welzijn. Hierdoor is het van belang dat men in verenigingen en (lokaal) beleid bewust wordt van de verschillende drempels om hiertoe actie te ondernemen en sociale uitsluiting tegen te gaan. Het wegwerken van drempels is een moeilijk proces dat veel energie en tijd vraagt. Een buurtgerichte werking met aandacht voor de noden en context van de kinderen en gezinnen dient hierbij centraal te staan, alsook een actieve samenwerking tussen vrijetijdsverenigingen en (lokaal) beleid.

6 Bibliografie

Belgisch Netwerk Armoedebestrijding. (2018). Poverty Watch Rapport 2018. Retrieved from https://www.eapn.eu/wp-content/uploads/2018/10/EAPN-PW2018-Belgium-NL-FINAL.pdf

Canters, R., Van den Broeck, E., Vleugels, I., & van Os, E. (2015). Dossier vervoersarmoede vandaag: De rol van mobiliteit in de sociale uitsluiting van mensen in armoede in Vlaanderen. Mobiel 21 vzw, Leuven.

Coussée, F. (2006). De pedagogiek van het jeugdwerk. Gent: Academia Press.

De Cremer, J., Hoogmartens, M., Verspecht, F., Vervaet, J., Visser, L., & Willens, J. (2019). Welke drempels ervaren kansarme gezinnen om hun kinderen te laten participeren aan vrijetijdsactiviteiten? . Thomas More Hogeschool, Antwerpen.

De Visscher, K. (2019, 27 juni). Hoe dicht je kloof tussen mensen in armoede en vrijetijdsaanbod? Retrieved from https://sociaal.net/achtergrond/hoe-dicht-je-kloof-tussen-mensen-in-armoede-en-vrijetijdsaanbod/

Elchardus, M., & Smits, W. (2012). Participatieprofielen van etnisch-culturele minderheden in Brussel. Een analyse op basis van gegevens over de leerlingen van het Nederlandstalige secundair onderwijs in Brussel. Vrije Universiteit Brussel, Brussel.

Flamm, M., & Kaufmann, V. (2006). Operationalising the Concept of Motility: A Qualitative Study. Mobilities,, 1(2), 167-189. doi:10.1080/17450100600726563

Geldof, D., & Driessens, K. (2009). Cultuur in laagjes. Waarom we de échte participatiedrempels onvoldoende kennen. In M. Bultynck (Ed.), 360°Participatie (pp. 188-200). Brussel: Dēmos-EPO.

Gevaert, L. (2018). Samenwerken met kansarme gezinnen rond psychosociale problemen, een kwalitatief onderzoek bij de CLB medewerkers in Ronse. (Master na Master Jeugdgezondheidszorg). Vrije Universiteit Brussel, Brussel.

Guiaux, M. (2011). Voorbestemd tot achterstand? Armoede en sociale uitsluiting in de kindertijd en 25 jaar later. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Huyge, E., Dehertogh, B., Mortelmans, D., Van Assche, V., & Maelstaf, H. (2009). Vrije tijd door Antwerpse tienerogen. Een onderzoek naar de spanning tussen commercie, leefwereld en jeugdbeleid in Antwerpen. Artesis Hogeschool / CELLO, Universiteit Antwerpen / Plantijn Hogeschool, Antwerpen.

Leye, M. (2009). X aantal gratis tickets voor de armen? In M. Bultynck (Ed.), 360° participatie (pp. 229-245). Brussel: Dēmos-EPO.

Martens, K. (2004). Bicylce lessons, activity participation and empowerment. Case Studies on Transport Policy, 2, 89-95.

Michiels, J. (2019). Drempels slechten, bruggen bouwen. Marokkaanse mama’s over een lidmaatschap van hun kinderen bij Aalsterse Chirogroepen. Vrije Universiteit Brussel, Brussel.

Nols, Z. (2018). Social Change through Sport for Development Initiatives. A Critical Pedagogical Perspective. Vrije Universiteit Brussel, Brussel.

Pissens, L., Siongers, J., Lievens, J., Brandt, L., & Derluyn, I. (2019). Vrije tijd van jongeren in migratie. Retrieved from Gent: https://torvub.be/torwebdat/publications/t2003_26.pdf

Sanders, E. (2014). Stigma van armoede: een kwalitatieve studie over leven met het stigma van armoede. (Master Sociologie). Universiteit Antwerpen, Antwerpen.

Sannen, L. (2003). Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepteinterviews bij kansarmen en etnisch-culturele minderheden. Katholieke Universiteit Leuven, Leuven.

Schrooten, M., Thys, R., & Debruyne, P. (2019). Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap. Brussel: Politeia.

Statistiek Vlaanderen. (2019a). Cultuurparticipatie. Retrieved from https://www.statistiekvlaanderen.be/nl/cultuurparticipatie

Statistiek Vlaanderen. (2019b). Sporparticipatie. Retrieved from https://www.statistiekvlaanderen.be/nl/sportparticipatie

van Dooren, S. (2016). De sociale impact van fietseducatie bij volwassenen. (Master Sociaal Werk). Universiteit Antwerpen, Antwerpen.

Van Wolputte, J. (2019). Onderzoek naar verklarende factoren voor de lagere participatie van “+12” jongeren uit etnisch-culturele minderheden bij de Chiro. Vrije Universiteit Brussel, Brussel.

Vettenburg, N., Mark, E., Put, J., & Pleysier, J. (2013). Jong in Antwerpen en Gent: bevindingen uit de JOP-monitor Antwerpen-Gent. Leuven: Acco.